5 jonge onderzoekers beloond met een prijs van de Stichting voor de blinden

Dit jaar zagen vijf onderzoekers zich beloond met een prijs van de Stichting voor de blinden, voor een totaalbedrag van 60.000 Euro. De winnende projecten worden geselecteerd door een internationale jury die hun wetenschappelijke waarde, originaliteit, haalbaarheid en het belang voor de oogheelkunde beoordeelt. 

De vijf onderzoekers, met Michel Magis, directeur van de Brailleliga.

De Stichting voor de blinden, stichting van openbaar nut, is iets meer dan tien jaar geleden opgericht door de Brailleliga en heeft als doel om wetenschappelijk oogheelkundig onderzoek te ondersteunen. De stichting wordt hiervoor geruggensteund door een Wetenschappelijk Comité, dat wordt voorgezeten door Professor De Laey en samengesteld is uit verantwoordelijke professoren van oogheelkundige centra van verschillende Belgische universiteiten. Het comité adviseert de Brailleliga bij de themakeuze van informatie- en preventiecampagnes en bij de prijzen die onze stichting jaarlijks uitdeelt aan jonge wetenschappelijke onderzoekers. Naast onze hoofdopdracht om blinde en slechtziende personen te helpen, lijkt het ons noodzakelijk om onderzoekers een duwtje in de rug te geven bij hun inspanningen om oogziekten beter te begrijpen, zodat de opsporing en behandeling ervan kunnen verbeteren.

Om onderzoek te ondersteunen, is de Stichting voor de blinden verbonden aan het Fonds voor Research in Oftalmologie (FRO). Het FRO is een Belgisch initiatief en uniek in Europa. Voorgezeten door Professor Marie-Josée Tassignon, wil het fonds oogheelkundig onderzoek stimuleren door beurzen toe te kennen aan jonge wetenschappers. Zonder die steun zou hun werk aanzienlijk trager vooruitgaan of zelfs onmogelijk zijn. De bekroonde projecten werden geselecteerd door een internationale jury die de wetenschappelijke waarde, de originaliteit, de haalbaarheid en het belang ervan voor de oogheelkunde evalueerde. De prijsuitreiking vindt steeds plaats tijdens het jaarlijkse congres Ophthalmologica Belgica in november, dat alle Belgische oftalmologen verenigt. Dit jaar ontvingen vijf bekroonde onderzoekers samen een bedrag van 60.000 euro van de Stichting voor de blinden. Dit bedrag werd trouwens ingezameld door de lezers van De Witte Stok, die we bij deze van harte willen bedanken. Hieronder vindt u een beknopte beschrijving van de winnende Onderzoeksprojecten.


Nieuwe, integratieve therapie voor diabetische retinopathie. Project van Jurgen Sergeys (KUL).

Als gevolg van de westerse levensstijl en de vergrijzing van de bevolking, zal het aantal gevallen van Diabetes mellitus I en II naar verwachting toenemen van 415 miljoen in 2015 tot 640 miljoen in 2040. Bovendien blijkt uit wereldwijde studies dat 1 diabetespatiënt op 3 diabetische retinopathie (DR) ontwikkelt, een chronische en progressieve oogaandoening en een van de belangrijkste oorzaken van onomkeerbaar gezichtsverlies en blindheid bij de beroepsbevolking in ontwikkelde landen. Dit zal leiden tot een enorme toename van het aantal DR-patiënten.

Klinisch gezien wordt DR gekenmerkt door vasculaire afwijkingen zoals micro-aneurysma’s, bloedingen, diabetisch macula-oedeem (DME) en neovascularisatie. Zowel de diagnose als de behandeling van DR zijn gericht op deze vasculaire veranderingen in het achterste deel van het oog. Helaas zijn de beschikbare behandelingen ontoereikend (wegens te late diagnose, non-responders of een zeer matige reactie op de behandeling) of veroorzaken ze mogelijke bijwerkingen. Er is dus dringend nood aan nieuwe,  alternatieve therapieën. Recente ontdekkingen benadrukken nu dat DR niet alleen een vasculaire ziekte is, maar dat de aandoening ook kenmerken vertoont van chronisch inflammatoire, neurodegeneratieve en fibrotische processen. Omdat er nog steeds verdeeldheid bestaat over de rol van deze processen bij het begin en tijdens de progressie van DR, is het van het allergrootste belang om meer kennis te verwerven over de multifactoriële pathogenese van DR om nieuwe doelen te identificeren voor de ontwikkeling van nieuwe, integratieve therapieën.

Een van de doelklassen die een integratieve behandeling mogelijk maakt, zouden tyrosinekinasen kunnen zijn. Van kinasen is bekend dat ze invloed hebben op verschillende signaleringswegen die vaak aan de basis liggen van DR-kenmerken, zoals ontsteking, neurodegeneratie, vasculaire permeabiliteit, neovascularisatie en fibrose. Daarom voerde Jurgen Sergeys een kinoomanalyse uit op tyrosinekinasen van gezonde en ongezonde retinale weefsels om differentieel geactiveerde kinasen op te sporen. Uit deze studies kwam een specifieke kinase signalerende hub naar boven die een cruciale regulator lijkt te zijn van alle belangrijke pathologische mechanismen bij DR, maar zijn rol in het ontstaan en de progressie van DR is nog niet onderzocht. Binnen dit project zal Jurgen het ruimtelijke en tijdelijke expressie-/ activeringspatroon van deze kinase signalerende hub bepalen in het netvlies. Dit zal de onderzoekers in staat stellen belangrijke tijdstippen van hyperactivering van de hub tijdens de progressie van de ziekte te identificeren en bijgevolg te bepalen wanneer remmers kunnen worden toegediend.

Het algemene doel van dit project bestaat er dus in het effect te onderzoeken van het onderdrukken van een kinase signalerende hub. Deze lijkt klinisch namelijk zeer interessant, omdat het een bewezen regulator is van alle belangrijke pathologische processen die DR typeren en het potentieel heeft om als een nieuwe en integratieve therapie te dienen voor de behandeling van DR.

Foto van Jurgen Sergeys.

Verkenning van de rol van het ABCA4-gen bij de ziekte van Stargardt. Project van Miriam Bauwens (UGent).

Deze studie is erop gericht niet-coderende genetische defecten van het ABCA4-gen bij de ziekte van Stargardt (STGD1), de meest voorkomende erfelijke aandoening aan het netvlies, te identificeren, te interpreteren en aan te pakken. STGD1 is een autosomale recessieve ziekte die het centrale gezichtsvermogen kan aantasten vanaf de kindertijd. Om te achterhalen welk genetisch defect aan de basis ligt van deze blindmakende ziekte, richten genetici zich doorgaans op het eiwitcoderende deel van het bekende ziektegen ABCA4, wat bij 60 % van de patiënten met STGD1 tot een genetische diagnose leidt. Voor het overige deel van de STGD1-patiënten is echter uitgebreider genetisch onderzoek nodig om de zogenaamde ‘verborgen genetische variatie’ op te Sporen.

Hiervoor gebruikt Miriam Bauwens geavanceerde genetische technieken om defecten op te sporen in het niet-coderende deel van het ABCA4-gen, dat vroeger als ‘junk DNA’ werd beschouwd. Miriam Bauwens en andere onderzoekers hebben echter ontdekt dat een groot aantal genetische defecten bij erfelijke aandoeningen aan het netvlies, zoals STGD1, worden aangetroffen in de niet-coderende delen van het menselijk genoom. Deze studie zal tot een betere kennis van de rol van ‘verborgen genetische variatie’ bij STGD1 leiden en uiteindelijk zullen hieruit nieuwe therapieën ontstaan die zich op niet-coderende genetische defecten van het ABCA4-gen richten.

Foto van Miriam Bauwens

Exosomen als nieuwe therapeutische optie voor corneale Wondheling. Project van Bert Van den Bogerd (UAntwerpen).

Volgens een schatting van de Wereldgezondheidsorganisatie zijn wereldwijd 285 miljoen mensen slechtziend, waarvan 39 miljoen volledig blind. Corneale opacificatie (vertroebeling van het hoornvlies) is een verzamelnaam voor verschillende indicaties die leiden tot een verminderde transparantie en is wereldwijd verantwoordelijk voor 5,1 % van alle gevallen van corneale blindheid. Deze toestand kan verschillende oorzaken hebben, gaande van verwondingen en infecties tot inflammatoire of erfelijke stoornissen. Het gemeenschappelijke resultaat van al deze pathologieën is een troebel hoornvlies dat het gezichtsvermogen vermindert en te vergelijken is met door een bewasemde ruit kijken. Corneale blindheid is wereldwijd de op één na grootste oorzaak van blindheid. Hoewel de aandoening behandelbaar is, blijven miljoenen mensen onnodig blind omdat ze geen toegang hebben tot transplanteerbaar donorweefsel.

Onderzoekers proberen de huidige situatie op te lossen door hoornvliescellen te kweken in het laboratorium en transplantaten te ontwikkelen op basis van weefsel (via tissue-engineering) ter vervanging van donorweefseltransplantaten die uit donoren zijn gehaald. Om een dergelijke vorm van behandeling aan te bieden aan de patiënt, moeten de cellen met verschillende experimenten uitvoerig worden gedefinieerd om te zien of ze correct zullen functioneren. Na de transplantatie zijn mogelijke complicaties van deze  therapeutische optie dat cellen in het menselijk lichaam transformeren of dat het transplantaat volledig wordt afgestoten. Met dit project wil Bert Van den Bogerd een alternatieve behandelmethode onderzoeken waarbij er geen cellen moeten worden getransplanteerd. De bedoeling is dat er kleine blaasjes, exosomen genaamd, worden geïsoleerd uit stamcellen die uit het hoornvlies zijn afgezonderd. Deze exosomen zijn verantwoordelijk voor de intercellulaire communicatie in het menselijk lichaam en dragen genetisch materiaal en eiwitten die kunnen bijdragen tot het proces van weefselvormgeving en -herstel. Er is al aangetoond dat exosomen het weefselherstel bevorderen. Bert Van den Bogerd wil nagaan of de aanwezigheid van uit hoornvlies afgeleide exosomen het wondhelingsvermogen kan verbeteren van hoornvliescellen die in het laboratorium werden gekweekt. Het voordeel van deze behandelstrategie zou zijn dat, aangezien er geen cellen worden getransplanteerd, de vertaling van dit soort therapie naar de kliniek veiliger, korter en minder complex zou zijn in vergelijking met celtherapieën. Exosomen zijn mogelijk minder geneigd om een immuunrespons uit te lokken na transplantatie en kunnen zelfs in de diepvries worden bewaard, zodat ze in grote hoeveelheden geproduceerd zouden kunnen worden. Wanneer dit productieproces bovendien zou worden opgeschaald door het gebruik van onsterfelijk gemaakte cellen, zou de kostprijs van deze behandeling eveneens kunnen dalen.

Foto van Bert Van den Bogerd.

Evaluatie van de afbraak van de bloed-netvliesbarrière bij niet-infectieuze uveïtis. Project van Vincent Foucard (ULB – CHU Saint-Pierre).

Uveïtis is een ontsteking van inwendig oogweefsel. Het is de vijfde oorzaak van blindheid in de wereld en treft vooral jonge volwassenen. Bovendien heeft het een aanzienlijke sociaal-economische impact door de kosten van de behandelingen. De oorzaken zijn vooral in ontwikkelingslanden infectieus en in andere landen eerder niet-infectieus.Vandaag zijn er alleen maar weinig specifieke behandelingen beschikbaar tegen niet-infectieuze uveïtis corticosteroïden en immunosuppressiva) en deze veroorzaken veel bijwerkingen. Onder normale omstandigheden wordt het oog beschermd door een barrière, bestaande uit endotheelcellen die het oog afscheiden van de rest van het lichaam. Wanneer deze barrière wordt aangetast, kunnen inflammatoire cellen in het oog binnendringen. Dit is een cruciale factor in het ontstaan van uveïtis.

Over het algemeen wordt elke ontsteking in ons lichaam bepaald door veranderingen in genexpressie. RNA sequencing maakt het sinds kort mogelijk de gehele genexpressie van een cel te bestuderen. Met zijn project zal Vincent Foucard deze nieuwe techniek toepassen op de endotheelcellen die de barrière vormen tussen het oog en het lichaam. Zo hoopt hij de kennis te verbeteren van de initiërende mechanismen die tot uveïtis leiden. Dit zou de ontwikkeling van nieuwe gerichte behandelingen kunnen bevorderen, die veiliger en specifieker zouden zijn voor niet-infectieuze uveïtis.

Professor Willermain, promoter van  Vincent Foucard.

Neuro-inflammatie om neurale circuits te herstellen: ontrafelen van de onderliggende moleculaire spelers. Project van Ilse Bollaerts (KUL).

Hersenletsels en neurodegeneratieve aandoeningen zoals de ziekte van Alzheimer (AD) en Parkinson (PD), multiple sclerose (MS) of glaucoom, vormen een toenemende sociale en economische last nu steeds meer mensen in onze vergrijzende samenleving erdoor worden getroffen. Neurotrauma’s en -degeneratie verminderen de levenskwaliteit aanzienlijk en leiden tot ernstige beschadigingen, vooral omdat het centrale zenuwstelsel (CZS) van volwassenen slechts een beperkt vermogen heeft om defecte neuronen te vervangen of te herstellen.


Een mechanisme dat onlangs naar voren werd geschoven als een belangrijke speler in de regeneratieve respons, is neuro-inflammatie, en meer bepaald het aangeboren immuunsysteem. Hoewel neuro-inflammatie doorgaans wordt beschouwd als ongunstig voor het herstel, wordt het vandaag almaar duidelijker dat het een regeneratieve respons kan uitlokken als het goed wordt georkestreerd. Ondanks intensieve onderzoeksinspanningen blijft een volledig functioneel herstel na CZS-letsels echter een grote uitdaging.

In dit project stelt Ilse Bollaerts voor om het visuele systeem, en meer bepaald het netvlies en de oogzenuw, als model te gebruiken om de inflammatoire moleculen en mogelijke wegen te ontrafelen die positief kunnen bijdragen tot de regeneratie van het CZS. Als integraal onderdeel van het CZS, vertoont dit systeem anatomische en functionele gelijkenissen met de rest van de hersenen en het ruggenmerg. Naast de directe relevantie voor neurodegeneratieve aandoeningen aan het oog en/of de oogzenuw (bv. glaucoom), zouden de inzichten uit deze studies ook bruikbaar kunnen zijn voor andere CZS-ziekten. Ilse Bollaerts stelt een gedetailleerde studie voor van het activeringspatroon van microglia en van monocyten afgeleide macrofagen – de belangrijkste bewerkers van neuro-inflammatie – na oogzenuwschade. Daarnaast wil Ilse de inflammatoire moleculen en de wegen in kaart brengen die aan de basis liggen van de succesvolle regeneratie. Deze zouden in de toekomst voor therapeutische doeleinden kunnen worden ingezet om het herstel te bevorderen na letsels of neurodegeneratieve aandoeningen in het CZS.

Photo de Ilse Bollaerts

Opgelet, indien u een schermuitleesprogramma gebruikt bij het bezoeken van deze website, zullen de volgende modules niet volledig toegankelijk zijn. Zij staan toe om deze pagina te delen op Facebook, Twitter of Google+.